Skip to main content

De 356 was goed geboren, in die zin, dat de formule waarop hij gebaseerd was, zoals zijn vorm, nagenoeg onveranderd bleef gedurende de periode 1947-1965. Natuurlijk lieten Ferry Porsche en zijn medewerkers deze 18 jaar niet ongemerkt voorbij gaan: de wagen werd volgens typisch Duitse aanpak gemoderniseerd, waardoor het basisontwerp continu verfijnd werd. Het opsommen van alle modificaties welke over de gehele levenscyclus van de 356 doorgevoerd zijn zou te ver voeren, maar de belangrijkste aanpassingen kunnen samengevat worden.

Het robuuste stalen platform maakte het vanaf het begin van de 356 mogelijk zowel een coupé als een cabriolet te bouwen, met een hele reeks succesvolle varianten op dezelfde basis (Speedster, Convertible D, Roadster, Hardtop Coupé, etc.). De eerste 356 deelde veel onderdelen met de VW-produktiewagens, van de motor (de cilinderinhoud was echter gereduceerd van de originele 1131 cc tot 1086 cc met als doel in bepaalde klasses in de racerij uit te kunnen komen) tot de niet gesynchroniseerde versnellingsbak, het stuurmechanisme en een flink aantal onderdelen voor het interieur. Het meest karakteristieke aspect van de handgeklopte aluminium carrosserie was ongetwijfeld de voorruit, gesplitst in twee kleine vlakken, welke in een V-hoek bijeen kwamen, hetgeen voortvloeide uit de problemen destijds bij het produceren van een gebogen voorruit. Andere details welke herinnerden aan de penibele situatie in het na-oorlogse Duitsland waren de armschokdempers achter, de met een stang bediende benzinekraan, de vaste achterzijramen en het ontbreken van een ventilator en de achterbank. Sommige van de Gmünd-wagens werden in werkelijkheid vervaardigd door carrosseriebouwers Tatra, Kastenhofer en Keibl in Wenen; andere werden als kaal chassis verstuurd naar de Zwitserse dealer Von Senger, die ze door Beutler van een carrosserie liet voorzien. Maar de originele Porsches werden voorzien van lichte aluminium carrosseriedelen en bleken aldus uitstekende sportieve prestaties te kunnen leveren – hun officiële gewicht bedroeg slechts iets meer dan 600 kilo.

Begin 1950 startte de produktie van de 356 in Stuttgart, met de stalen carrosserieën van Reutter, die vanaf 1949 contractspartner van Porsche was geworden. Aluminium plaatdelen werden te kostbaar wegens gebrek aan grondstoffen. In 1951 werd de 500e 356 geproduceerd en de 44 pk 1,3 liter motor verscheen, terwijl de remtrommels koelribben kregen en aan de voorzijde dubbele remcylinders gemonteerd werden, de olietemperatuurmeter zijn opwachting maakte en vanaf april de eerste telescopische dempers achter gemonteerd werden (ter vervanging van de frictiedempers).

Modeljaar 1953 was (dankzij technische noviteiten uit 1952) een heel belangrijke periode voor de evolutie van de 356, met de introduktie (na zijn presentatie in 1952) van de American Roadster, de 60 pk 1,5 liter motor en nieuwe instrumenten. De 356 was aanzienlijk verbeterd met de introduktie van een serie nieuwe details (nieuwe bumpers en schakelmechanisme etc.) waarvan de nieuwe voorruit de meest opvallende was, nog steeds in V-vorm, maar nu uit één stuk. In september en oktober 1952 maakten twee nieuwe motoren al hun opwachting, de 55 pk 1500 cc kwam het eerst, in oktober gevolgd door de 70 pk 1500 S. Tegelijkertijd werden de remmen verder verbeterd door de diameter van de trommel te vergroten tot 280 millimeter en de volledig gesynchroniseerde Porsche versnellingsbak werd geïntroduceerd. Maar een minstens even belangrijke verandering was de verschijning van de type 547 motor: de beroemde dubbele nokkenas-motor ontworpen door Ernst Fuhrmann, aangedreven door assen en haakse tandwielen vanaf de krukas. Voor het eerst getoond in de 550 Spyder tijdens de autoshow in Parijs in 1952, was de 547 van een vergelijkbare importantie als de motoren die nog voorzien waren van stoterstangen en kleptuimelaars. De 547 was natuurlijk voorbestemd om ook in de 356’s gemonteerd te worden, waarmee de snelle Carrera een feit waren.

Technisch gezien vormde 1953 een jaar van bezinning: er was slechts de introductie van een nieuwe 1,3 liter

60 pk ‘super’motor met een krukas voorzien van rollagers. Het jaar 1954 bood meer innovatie met de verschijning van de legendarische Speedster. Oorspronkelijk was deze bedoeld als een aan de onderkant van de markt gepositioneerd model voor de Verenigde Staten; een kleine, extreem eenvoudige sportwagen met een lage voorruit, waardoor men direct het gevoel van snelheid had, met een zeer sober uitgevoerd interieur om de kosten te drukken. Ondertussen kregen de ‘normale‘ modellen verbeterde stoelen, -instrumentarium en -uitrustingsniveau, de sterkere ruitenwissers kregen ook een sproeier, krachtige Bosch claxons werden gemonteerd achter de kleine grills onder de koplampen. Aan het einde van het jaar werden nieuwe motoren met driedelige carterblokken geïntroduceerd (het betrof hier alleen de zwaardere motoren, de 1,1 liter VW motoren bleven uit twee delen bestaan) alsook een stabilisatorstang aan de voorzijde en andere verbeteringen.